In 2011 wordt aan zedendelicten van minderjarigen nog net zo zwaar aan getild als van volwassenen. Een vrij extreem voorbeeld is de zaak van een 18-jarig meisje dat op 14-jarige leeftijd is veroordeeld tot 40 uur taakstraf voor het verspreiden van kinderporno. Dit meisje werd op haar 13e gepest door een ander meisje uit haar klas.
Toevallig kreeg zij een filmpje in handen waarop haar pester zich uitkleedde voor de camera. Uit wraak stuurde zij dit filmpje door aan anderen. Zij is toen veroordeeld voor het verspreiden van kinderporno. De taakstraf deed zij in een bejaardentehuis. Dit werk beviel haar erg goed. Zij start daarom een opleiding tot verzorgende.
VOG geweigerd voor functie die gelijk was aan taakstraf
Na het behalen van haar diploma vraagt zij een VOG aan om daadwerkelijk in een bejaardentehuis aan de slag te kunnen gaan. Haar werkgever weet zelfs van haar veroordeling en wil haar graag in dienst nemen. In die tijd werd echter nog geen uitzondering gemaakt voor eenmalige fouten die jongeren kunnen maken. De VOG werd geweigerd.
Kunt u geen VOG aanvragen vanwege een gepleegd zedendelict en waren er destijds speciale omstandigheden in het spel? Wij kunnen u helpen bij het aanvragen van een VOG. Neem contact met ons op en vul het contactformulier in.
LEEFTIJD EN OMSTANDIGHEDEN TELLEN MEE BIJ GEPLEEGD DELICT EN AANVRAAG VOG
Een jaar later, in een zaak van 5 september 2012, wordt meer aandacht besteed aan leeftijd. Een jongen wil graag kinderwerker worden maar is in 2004 wegens aanranding veroordeeld tot een voorwaardelijke leerstraf van 75 uur en een voorwaardelijke boete van € 200. De jongen zei dat het ging om een onhandige versierpoging (hij was zelf 16 jaar en het meisje ook).
Risico op herhaling kleiner bij minderjarigen
De Raad van State oordeelde dat meer rekening gehouden moet worden met de leeftijd. De beleidsregels zijn ‘ongedifferentieerd’, omdat geen onderscheid wordt gemaakt tussen minderjarigen en volwassenen die een zedendelict plegen. Bij minderjarigen die een zedendelict plegen kan het risico op herhaling veel kleiner zijn dan bij volwassenen. Daarom moet goed worden gekeken naar de omstandigheden van het delict. Ging het bijvoorbeeld om een onhandige versierpoging? Of om seksueel experimenteren, bijvoorbeeld in de billen van een meisje knijpen in het zwembad? Dan gaat het om een licht vergrijp. En is het dan terecht dat zo’n licht vergrijp in de weg staat aan een opleiding, stage of baan van een jongere?
Lees hier meer over de uitspraak van de Raad van State:
Het beleid kent een verscherpt toetsingskader voor zedendelicten wanneer in de functie/taak/bezigheid waarvoor de vog is aangevraagd, sprake is van een gezags- of afhankelijkheidsrelatie. Dit toetsingskader acht de Afdeling bij zedendelicten op zichzelf genomen niet onredelijk, gelet op de aard en de ernst van deze delicten. De staatssecretaris hanteert dit toetsingskader evenwel bij iedere voorwaardelijke of onvoorwaardelijke veroordeling, en bij iedere geaccepteerde transactie en ieder voorwaardelijk sepot ter zake van een zedendelict ongeacht de leeftijd van de aanvrager van de vog ten tijde van het gepleegde zedendelict. De beleidsregels zijn derhalve, zoals de staatssecretaris ter zitting van de Afdeling heeft bevestigd, ongedifferentieerd in die zin dat geen onderscheid wordt gemaakt naar de meerderjarigheid dan wel minderjarigheid van de persoon ten tijde van het plegen van het zedendelict. In de beleidsregels is geen rekening gehouden met de omstandigheid dat bij het plegen van bepaalde, blijkens de veroordeling relatief minder ernstige zedendelicten, de minderjarige leeftijd waarop ze zijn gepleegd van invloed zou kunnen zijn op het risico voor de samenleving. Dit noopt ertoe dat bij toetsing aan het subjectieve criterium uitdrukkelijk moet worden meegewogen of de gevolgen van een weigering niet evident disproportioneel zijn wegens het feit dat het zedendelict is begaan tijdens de minderjarigheid van de betrokkene, de aard en de zwaarte van het delict, de omstandigheden waaronder dit delict is begaan, en de hoogte van de opgelegde straf. Daarbij dient te worden betrokken in hoeverre het begane delict aan betrokkene in verband met diens minderjarigheid minder kan worden verweten dan het geval zou zijn bij een meerderjarige en in hoeverre het gerechtvaardigd is dat aan de betrokkene iedere mogelijkheid wordt ontnomen de door hem gekozen opleiding te voltooien en een werkkring te vinden die past bij de door hem gevolgde opleiding. Ten slotte dient in aanmerking te worden genomen in hoeverre het recidivegevaar, gelet op het feit dat het delict door een minderjarige is gepleegd, gelijkgesteld kan worden met dat bij een meerderjarige dader. Daarbij dient de tussen daad en aanvraag zonder recidive verstreken tijd in aanmerking te worden genomen, in dit geval ruim zes jaar.
“Ik had niet gedacht dat ik mijn VOG nog zou krijgen, maar met behulp van jullie is dat toch gelukt. Ik wil jullie dan ook bedanken voor alles wat jullie hebben gedaan.” – F.A.